lot loten (lot de lotterie)
pot potten (pot)
vat vaten (fût)
kat katten (chat)
poot poten (patte)
vliegen vlieg vloog gevlogen (voler, oiseau)
stelen steel stal gestolen (voler, bandit)
wiegen wieg wiegde gewiegd (bercer)
wegen weeg woog gewogen (peser)
vegen veeg veegde geveegd (balayer)
zoeken zoek zocht gezocht (chercher)
vloeken vloek vloekte gevloekt (jurer)
hechten hecht hechtte gehecht (attacher)
lopen loop liep gelopen (courir)
kopen koop kocht gekocht (acheter)
slopen sloop sloopte gesloopt (démolir)
slapen slaap sliep geslapen (dormir)
rapen raap raapte geraapt (ramasser)
roepen roep riep geroepen (appeler)
snoepen snoep snoepte gesnoept (manger des friandises)
|
raden raad ried geraden (deviner)
raden raad raadde geraden ()
baden baad baadde gebaden (baigner)
bieden bied bood geboden (offrir)
bidden bid bad gebeden (prier)
wieden wied wiedde gewied (enlever les mavaises herbes))
geven geef gaf gegeven (donner)
weven weef weefde geweven (tisser)
leven leef leefde geleefd (vivre)
drinken drink dronk gedronken ()
hinken hink hinkte gehinkt (trébucher?)
weten weet wist geweten (savoir)
wissen wis wiste gewist (effacer)
tonen toon toonde getoond (montrer)
vergissen vergis vergiste vergist (se tromper)
(ik vergis me, ik vergiste me, ik heb me vergist) se tromper
beslissen beslis besliste beslist (décider)
slaan sla sloeg geslagen (frapper)
gaan ga ging gegaan (aler)
vangen vang ving gevangen (capturer)
|